Deze informatie is speciaal voor degenen die beroepsmatig (bijvoorbeeld kerkwerkers, hulpverleners, beleidsmakers en docenten) te maken hebben met personen die klachten ervaren n.a.v. hun religieuze opvoeding.

Het is ook mogelijk dat je als professional geconfronteerd wordt met iemand die zélf geen klachten ervaart, maar die wel kenmerkend gedrag vertoont, zoals een extreem onderdanige houding, niet kunnen omgaan met positieve aandacht en complimentjes, de eigen gevoelens en mening niet kunnen verwoorden of hier zelfs geen besef van lijken te hebben, enzovoorts (zie ook de lijst met symptomen).

Wees je bewust

Belangrijk voor professionals is: wees je bewust van het feit dat er mensen zijn die lijden aan RTS, ook zonder dat zij dit zelf doorhebben. Klachten n.a.v. een religieuze achtergrond komen ook voor bij personen die hun kerkelijke gemeenschap als zeer positief ervaren en steun putten uit hun geloof. Het is mogelijk dat iemand in de vroegste jeugd al leerde om kritische gedachten t.o.v. de groepering te onderdrukken en te negeren.

Wanneer je vermoedt dat iemands identiteitsontwikkeling onderdrukt werd of wordt, probeer er dan achter te komen of religie een rol speelt in het leven van deze persoon. Dit is belangrijk, omdat religie zelden als oorzaak van klachten wordt herkend, terwijl het dat wel degelijk kan zijn. Oók bij groeperingen waarvan je het niet zou verwachten.

Mocht je zelf gelovig zijn, wees je dan bewust van het feit dat je mogelijk zo’n sterke loyaliteit naar de leer hebt ontwikkeld, dat je op dit vlak mogelijk een blinde vlek hebt. Raadpleeg indien nodig een collega die zelf niets met religie heeft.

Waar je je verder ook bewust van moet zijn, omdat dit de hulpverlening kan bemoeilijken, kan je lezen op de pagina ‘Wat is RTS‘ onder het laatste kopje.

Daarnaast is het belangrijk om goed te beseffen dat religieuze vorming voor iedereen weer anders is. Meer daarover op deze pagina: ‘Religieuze vorming complex en ingrijpend‘.

Is de leerling of cliënt bang voor de hel, lees dan ook deze pagina: ‘Geruststelling en tips bij angst voor de hel‘.

Vraag door

Probeer erachter te komen in hoeverre iemands identiteitsontwikkeling in de knel is geraakt. Houdt daarbij in gedachten dat personen met RTS zich relatief snel veroordeeld voelen en gevoelig zijn voor de gedachte dat ze iets niet goed zouden doen. Een goed ijkpunt is de mate waarin iemand in staat is de eigen ‘lastige’ gevoelens te herkennen en zich vrij voelt deze te uiten. Wanneer je als docent of hulpverlener merkt dat iemand een opdracht rondom het onder woorden brengen van de eigen gevoelens niet goed kan uitvoeren, houd dan rekening met het feit dat er meer aan de hand kan zijn. Stel bijvoorbeeld een vraag als: “Heb je wel eens vaker je gevoelens onder woorden gebracht of is dit nieuw voor je?” (Mogelijk groeide deze persoon op in een omgeving waar persoonlijke gevoelens er niet toe deden. Uiteraard kan dit ook zonder dat religie daarin een rol speelt.)

Let ook op wanneer iemand extreem onderdanig en beleefd gedrag vertoont. De leerling of cliënt waarvan je aanvoelt dat die je nooit zal tegenspreken. Houd er rekening mee dat je vanuit deze persoon bezien mogelijk ‘boven’ hem staat en dat deze gedachte hardnekkig kan zijn en bovendien belemmerend kan werken op de ontwikkeling van de leerling of cliënt. Het risico bestaat dat deze ‘gewenst gedrag’ zal vertonen en niet in staat is om zichzelf écht te laten zien.

Word geen vijand

Mensen met RTS kunnen angsten hebben die maar weinig anderen begrijpen. Het is echter zeer belangrijk dat deze angsten worden herkend én serieus genomen. Wanneer iemand leerde dat er een voortdurende geestelijke strijd woedt en dat elke persoon en elke gebeurtenis daarin een rol speelt en er voortdurend gekozen moet worden voor de ‘goede kant’, dan kan dit zeer veel stress geven. Iemand die iets zegt of doet dat ‘anders’ of nieuw is, kan een potentiële vijand zijn. Wees je daarvan bewust wanneer je angst probeert te relativeren.

Sta bijvoorbeeld toe dat iemand voor een therapiesessie hardop wil bidden of God erbij aanwezig wil zijn. Schep de voorwaarden van veiligheid die iemand nodig heeft. Mogelijk gelooft deze persoon dat iemand die onder invloed van de duivel is (de therapeut die ‘vreemde’ dingen zegt?) geen gebed kan verdragen. Wanneer je rustig blijft zitten, kan dit een zeer positief effect hebben op de vertrouwensband.

Demonstreer niet luid vloekend dat er heus geen bliksemschicht uit de hemel komt. Provoceer niet. De interne paniek die dan kan ontstaan, maakt dat iemand zich zal terugtrekken en daarmee een kans op herstel misloopt.

Maak iemand niet deloyaal aan de groepering en/of aan de religie door zelf kritiek te uiten. Probeer ruimte te scheppen voor hoe deze persoon het zélf ervaart en realiseer je daarbij dat iemand met RTS soms niet eerder deze ruimte heeft gekregen, dus mogelijk niet goed weet wat hij daarmee aanmoet. Heb veel geduld met deze mensen, vooral wanneer ze onwillig lijken. Dikwijls zijn ze dit niet, maar missen ze vaardigheden en zijn ze bang.

RTS aparte vermelding in DSM-5

Omdat RTS een zeer complexe aandoening is, is het belangrijk dat RTS wordt herkend en erkend. Voor optimale erkenning is een aparte vermelding in de DSM-5 noodzakelijk. Daarmee krijgen slachtoffers de erkenning die nodig is en komt er bovendien extra aandacht voor deze complexe vorm van identiteitsonderdrukking en trauma in de opleidingen tot hulpverlener/therapeut/coach.

Het is belangrijk dat algemeen bekend wordt dat religie naast positieve kanten ook nadelige kanten kan hebben. Zo hoeven slachtoffers niet meer te denken dat er iets mis met hén is en weten ze bovendien dat ze niet de enige zijn. Het taboe en de eenzaamheid moeten worden doorbroken. En er moet passende hulp beschikbaar komen voor deze grote doelgroep die nu vaak van hulpverlener naar hulpverlener gaat, zonder écht geholpen te worden, omdat men religie buiten beschouwing laat en/of de impact van een religieuze opvoeding niet herkent en begrijpt.

Voor beleidsmakers

De deskundigen achter deze site zouden graag zien dat er ook door beleidsmakers aandacht aan RTS wordt besteed. Een groot probleem is namelijk de onbekendheid van deze aandoening, waardoor slachtoffers soms tientallen jaren niet beseffen waar ze last van hebben en zich (dodelijk!) eenzaam voelen met hun klachten en deze soms onbewust doorgeven aan hun kinderen. Het zou zoveel eenvoudiger zijn wanneer in de samenleving vrijwel iedereen bekend is met het bestaan van RTS. Dat betekent niet alleen snellere herkenning, maar ook veel meer erkenning voor slachtoffers. En daarin ligt niet alleen het begin van genezing, maar ook een belangrijk middel bij het voorkomen van nieuwe slachtoffers.

Ons voorstel is om de samenleving actief te informeren over het bestaan van RTS door middel van bijvoorbeeld televisie- en radiospotjes, aanplakbiljetten in bushokjes en advertenties in landelijke en provinciale kranten. Vanuit de overheid wordt vaker actief gewerkt aan het zichtbaar maken van een reeds bestaand probleem, ook wanneer daar reeds hulpverlenende instanties voor bestaan. Het lastige is namelijk dat men het probleem vaak niet herkent en de weg naar hulpverleningsinstanties niet weet te vinden. Denk bijvoorbeeld aan de preventiecampagne rondom ouderenmishandeling.

We zouden graag zien dat de overheid het taboe op RTS wil doorbreken en waar mogelijk voorkomen en aanpakken, vooral door verspreiding van kennis over deze aandoening. Wanneer er niets gebeurt, blijven er kinderen opgroeien in angst die te voorkomen is wanneer de ouders meer inzicht krijgen in hun eigen aangeleerde (onbewuste) angsten. We denken graag mee met het maken van concrete actieplannen. Want dat er iets moet gebeuren staat voor ons vast.